De voorgeschiedenis
De zorg voor buitenlopers werd een aandachtsgebied. Het “plan buitenlopers’ was een pilot voor “het jaar van de daklozen” dat in 1987 door de Verenigde Naties was uitgeroepen. De lokale uitvoering betrof een oude HTM-bus op het platform van het Centraal Station. In die bus werd soep en koffie geschonken, er was ruimte om te slapen en men kon er schone kleren krijgen. Er was een vrije in- en uitloop en geen registratieplicht. Dit project was mogelijk gemaakt door de Landelijke Stichting voor Thuislozenzorg en Onderdak, die op haar beurt gevraagd is door de Europese Gemeenschap een plan in het kader van de armoedebestrijding te maken.
Deze vaste standplaats (de bus kon niet rijden) werd deels bezocht door aan harddrugsverslaafde daklozen. De overlast nam toe en het adaptievermogen van De Spoorwegen en andere vervoersbedrijven zoals de HTM nam af. Ook de later geplaatste toiletcabines naast de bus kon het draagvlak niet vergroten. De bezetting van de bus werd uitgevoerd door medewerkers en cliënten van wat toen het ‘Moederhuis’ heette. Het doel was zichtbaar zijn voor mensen die op straat leven en indien mogelijk een opstapje naar verdere opvang en hulpverlening. De bus was niet alleen zichtbaar voor de gebruikers ervan maar ook zichtbaar in de maatschappij. De problematiek van dakloosheid werd dagelijks voor veel mensen duidelijk.
Er kwam onder leiding van de Nederlandse Spoorwegen veel verzet. De overlast werd sterk en overdreven aangezet. Het werd politiek en haalde zelfs dankzij een column van Wim de Bie in 1988 de nationale pers. De bus werd uiteindelijk van het platform gehaald en naast het station gezet. Waar vervolgens het Letterkundig Museum, het Rijksarchief en de Koninklijke Bibliotheek tegen protesteerden.
Na enkele jaren besloot de Kessler Stichting de ‘vaste bus’ te vervangen door een mobiele bus (een omgebouwde bestelauto). Het was altijd het doel om meer mobiel te zijn om ’s nachts mensen op te zoeken en te voorzien in soep, wat brood en een praatje. Zo reden er zeven nachten per week twee medewerkers op de Soepbus door de stad. Ze stopte op zeven haltes.

Sponsoring
De tweedehands bus was in slechte staat. Besloten werd een vermogensfondsen te benaderen om een nieuwe bus te bekostigen. Dat lukte en in 2007 werd er een nieuwe bus in gebruik genomen. Het concept veranderde niet: soep, brood en koffie, elke nacht op zeven stopplaatsen in Den Haag. Deze actie bracht ook weer wat elan in de Kessler Stichting. Na tijden van zwaar financieel weer en onzekerheid, weer iets positiefs. De Soepbus sprak mensen aan, op een positieve manier.

Tegenslagen
Inmiddels was de Kessler Stichting volop in verandering en vooral verbetering. Een belangrijk punt was het oude “Moederhuis” dat in een erbarmelijke staat was. Het lukte uiteindelijk om met de gemeente tot een vergelijk te komen over een maatschappelijke investering. De gemeente nam het pand en de grond over en realiseerde daar een nieuw onderkomen. Nadat het oude pand was gesloopt en de Soepbus langs de weg geparkeerd stond staken onbekenden de bus in brand op oudejaarsnacht van 2009.

De maatschappelijke verontwaardiging was groot, weer haalde de Soepbus de lokale en nationale pers. Een collega-instelling leverde tijdelijk een transportbus en de gemeente (onder aanmoediging van Burgemeester van Aartsen) betaalde in een keer de aanschaf van een nieuwe Soepbus. Knaloranje dit keer.

De omslag
De opvallende oranje bus werd steeds bekender evenals de Kessler Stichting. Ons tot de verbeelding sprekend gebouw was in aanbouw en stond symbool voor de revitalisatie van de organisatie. Terwijl de nieuwbouw verrees stopte het Haags Gemeentebestuur in 2011 met subsidiëring van de Soepbus. Wethouder Baldewsingh wilde bezuinigen. Zijn argumentatie was dat er vooral MOE-landers zich bij de bus melden. Zij konden geen aanspraak maken op deze vorm van ondersteuning, aldus de wethouder. Zij zouden weer terug moeten keren naar het land van herkomst, zo was de redening.
De hulp van het publiek
Besloten werd de hulp van het publiek in te roepen. De bus voorziet namelijk in een behoefte van mensen in nood. Het is niet aan de Kessler Stichting om mensen op hun afkomst of status te beoordelen in het verstrekken van soep en brood. Bovendien stonden er niet alleen maar MOE-landers.
De reuring in media riep veel sympathie op, in de gemeenteraad en erbuiten. Een ondernemer meldde zich en besloot de kosten van de Soepbus voor een heel jaar te willen dragen. Het eerste sponsorlogo werd op de bus geplakt. We hadden jaar 2012 de tijd om ons verder aan te passen.
Verandering van aanpak
Er werd samenwerking gezocht met een stichting (IDHEM) die MOE-landers ondersteunden, ook bij terugkeer naar hun moederland. Door een vaste medewerker te koppelen aan een vrijwilliger van deze stichting hadden we daar maximaal profijt van (ook qua taal). Ook zagen we in dat het ’s nachts mensen wakker maken voor een broodmaaltijd niet strookt met ‘een zo normale benadering.’ We stopten met het ’s nachts rijden en verlegde de route naar twee stopplaatsen: bij de Grote Kerk en het Centraal Station. Dat bespaarde tevens personele inzet. In deze nieuwe opzet deed de Soepbus haar werk. Gezien over de jaren melden zo’n 35 tot meer dan 100 mensen zich per dag. Afhankelijk van het weer en de dag in de week.
Privaat/publieke bekostiging
De gift van de ondernemer gaf het idee verder voeding om meer in te zetten op private bekostiging. Het idee van maatschappelijke aandelen werd uitgewerkt (2.000 euro per stuk). Het leverde voldoende op om ook 2013 de Soepbus te kunnen laten rijden. Zowel particulieren als vermogensfondsen en bedrijven deden mee. De gemeente, enigszins in verlegenheid gebracht door de continue aandacht, besloot jaarlijks een bedrag te subsidiereen van 50.000,- omdat er toch ook ‘gewone Nederlanders’ zich melden bij de bus.
Maatschappelijke betrokkenheid
Nu de Soepbus zo vaak in het nieuws was geweest en ook dagelijks zichtbaar was wilde mensen graag een keer of vaker meerijden. Het financieren van de Soepbus en alle drukte die dat met zich meebracht, kostte steeds meer tijd. Er kwam een jaarlijkse campagne en tegen de tijd dat de dagen korter werden, kwam de Soepbus steeds vaker in het nieuws. De stichting (IDHEM) waarmee sinds 2012 mee werd samengewerkt, werd gekort in haar subsidie en kon geen vrijwilligers meer leveren. Sindsdien deed de Soepbus een beroep op een klein, maar betrokken groepje vrijwilligers en rijdt er dagelijks een medewerker van de noodopvang mee (twee mensen op de bus).
Corona in Den Haag
Vanwege de corona maatregelen heeft de Soepbus noodgedwongen een paar weken niet gereden. Vlak daarvoor roerde de ondernemers en bewoners zich rondom de stopplaats de Grote Kerk. De overlastbeleving werd te groot. Het bleek dat de mensen die de Soepbus bij het Centraal Station hadden bezocht de bus achternaliepen om vervolgens midden in het centrum nog een tweede of derde portie te bemachtigen. We besloten voortaan alleen nog maar bij het Centraal Station langs te gaan.
Zodra de Soepbus (in de corona-pauze) niet meer was te zien ontstond vrijwel direct de roep op de bus daar niet meer terug te laten keren. Het zou een aanzuigende werking hebben op mensen van allerlei allooi. Dit keer waren het ondernemers, samen met het team handhaving. We kwamen overeen de bus een twintigtal meters te verplaatsen. Daar staat hij nu weer elke dag.
Soep, brood, fruit, koffie en aandacht.
Dat de bus een aanzuigende werking heeft, is ons inziens een broodje aap verhaal. Er komen geen mensen ‘bij’ of van ‘elders ‘die honger hebben zodra er een bus staat. Die mensen zijn er al. Als er iets een aanzuigende werking heeft dat zijn het bijvoorbeeld de lage prijzen van onze tomaten, paprika’s en snijbloemen. Die worden in het Westland gekweekt, tegen zo’n laag mogelijke loonkosten. Voor deze schamele beloning komen mensen uit landen waar het minder goed gaat dan in Nederland, zij accepteren dit lage loon en hun vaak erbarmelijke woon- en leefomstandigheden.
In de huidige tijd lijkt de Soepbus vooral een ontmoetingsplek voor deze gestrande arbeidsmigranten vaak met Multi-problematiek, die in ons huidige systeem nauwelijks aanspraak kunnen maken op opvang en zorg, de zogenaamde “niet rechthebbenden”. Zij kunnen door de duur van hun verblijf en arbeidsverleden in Nederland vaak geen aanspraak maken op de Wmo en andere overheid gefinancierde opvang en zorg. Deze groep verblijft veelal op straat. De Soepbus past in dit kader in een humanitair beleid van een grote stad; het bieden van een elementaire levensbehoefte.
Anno 2022 is de Soepbus 34 jaar onderdeel geweest van het productportfolio van de Kessler Stichting. De bus heeft verschillende transformaties ondergaan, onderhevig aan de tijdsgeest en afnemersbehoefte van de gebruikers. De Soepbus hing organisatorisch aan de Noodopvang aan De la Reyweg. Met het overdragen van de Soepbus in een nieuwe Stichting “De Haagse Soepbus” is een nieuw tijdperk aangebroken, waar er hard gewerkt wordt om de bus weer van iedereen in Den Haag te maken.